Wednesday, November 5, 2008

Deel 11

“He chef, jij speelt toch een lekker moppie muziek op die gitaar?”. HWTK Bertus Boon was zojuist de officierenbar binnen gestormd, gekleed in baadje* en een wolk van onrust. Het bleek dat hij mij moest hebben. “Eh…, Jawel meneer”, antwoordde ik enigszins argwanend. Op zijn zachtst gezegd verkeerden Bertus en ik niet in hetzelfde muzikale universum, dus enige achterdocht leek op zijn plaats. Het was onwaarschijnlijk dat hij om songteksten van The Grateful Dead kwam vragen.“Mooi”, zei hij luid en triomfantelijk om zich heen kijkend, “dan zing jij mee met Kerstmis in het koor”.

In de dagen vooraf hadden zich mysterieuze keelklachten geopenbaard bij mijn collega’s. Heesheid, kriebelhoest, hooikoorts, eczeem en ingegroeide teennagels werden aangevoerd als excuus om niet mee te hoeven zingen in het koor dat jaarlijks tijdens de kerstcruise voor de passagiers optrad. Volgens Bertus bewees het zwarte koor zichzelf geen dienst door dit gebrek aan ‘Acte de Présence’, en hij broedde op manieren om het aantal deelnemende werktuigkundigen op te vijzelen. Uiteraard waren de stagiaires het makkelijkste slachtoffer van Bertus’ territorium drift.

Als overtuigd agnost en praktiserend heiden, had ik het zingen van vrome liederen en aanverwante handelingen met Kerstmis altijd weten te vermijden. Het was dus met enige gevoelens van hypocrisie dat ik mij enige dagen later meldde bij de eerste repetitie. Deze vond ‘s middags plaats in de bibliotheek op een tijdstip dat de meeste passagiers aan wal waren en ze dus niet te veel zouden schrikken.Daar bleek inderdaad het aantal junior officieren van de verschillende diensten flink oververtegenwoordigd te zijn.

Judith, als jongste hotel officier, stond er ook en keek beteuterd. Ik knipoogde naar haar en schonk haar mijn charmantste “man van de wereld met kiespijn” grijns.

Kerstmis op de Statendam. Leo Lui Stagaire WTK, Judith Markus Assistant Front Office Manager, Barry van Nunen 4e WTK, Linda masseuse

Het spektakel stond onder leiding van cruise director David Hamilton en zijn onderlingen. Snel brachten zij ons op de hoogte van het scenario omtrent de voorgenomen feestelijkheden. In feite waren er vier verschillende zangkoren, die waren samengesteld uit de vier “nationaliteiten” aan boord. Om te beginnen was er een groep samengesteld uit leden van de Indonesische bemanning die gevolgd werd door een groep van vertegenwoordigers van het Filippijnse deel. Vervolgens een groep samengesteld uit de “Angelsaksische culturen” aan boord (voornamelijk Engels en Amerikaans), en als pièce de résistance de Nederlandse officieren.Om praktische redenen waren de laatste twee groepen samengevoegd en thans aanwezig in de bibliotheek voor de repetitie.
Tijdens de aanhef van de eerste gezangen door voornoemde officieren werd al snel pijnlijk duidelijk dat vocale kwaliteiten niet een van de primaire selectie criteria waren geweest.Het Engelstalige deel kon nog profiteren van de aanwezigheid van de leden van de Broadway show, die eventuele zwakkere broeders en zusters konden overstemmen en meesleuren naar de juiste toonhoogte en tekst.

Het Nederlandse contingent echter, ontbeerde helaas zulke vocale ijkpunten, te meer daar de aanwezigheid van de meesten het gevolg was van illegale ronselpraktijken en bedreigingen terwijl ze veel liever op het strand zouden liggen.

Larry, de artistiek leider van de Broadway show aan boord en onze gelegenheidsdirigent, kreeg bij het horen van zoveel enthousiaste ongeschoolde ruwe diamanten spontaan tranen van emotie in de ogen; gelukkig hadden we nog enige dagen.

De vorderingen die ons koor in de volgende dagen boekte, waren echter matig. Er was enige vooruitgang geboekt in de tekstvastheid en ook het feit dat nu iedereen tegelijk begon met zingen werd als bemoedigend ervaren. Een kleine doorbraak werd bereikt toen men 4e WTK Dirk Smeenk wist te overtuigen om alleen maar zijn mond open en dicht te doen, zonder er daadwerkelijk geluid uit te laten komen. Mede door deze maatregel slaagden we er in om de paringsroep van een bronstige neushoorn te elimineren en nagenoeg tegelijkertijd te eindigen met het gezang.
Op de avond van 25 december was dan het zover. We hadden die dag voor anker gelegen en getenderd naar het paradijselijke eiland St. Johns, onderdeel van de British Virgin Islands en waren nu op zee, onderweg naar St. Thomas. Er zouden twee voorstellingen worden gegeven, respectievelijk voor de passagiers van de eerste en de tweede zitting. Gelouterd door een dag op een tropisch strand en een copieus kerstdiner, werden de nietsvermoedende passagiers in een gemoedelijke stemming naar de Queens Lounge geleid alwaar de lichten dimden.

Als eerste was het de beurt aan de Indonesiërs. Dit was de eerste keer dat ik hun bijdrage hoorde en ik kreeg het sterke vermoeden dat zij het Bahasa equivalent van “Ik heb eerbied voor jouw grijze haren” stonden te kwelen, gevolgd door “Brandend Zand” en ‘Soerabaja” van Anneke Gronloh. Dit vermoeden werd gesterkt door het feit dat vrijwel alle Indonesiërs moslims waren en dus net zoveel affiniteit met Kerstmis hadden als met Zeeuws volksdansen. De Amerikaanse passagiers echter, waarvan het overgrote deel niet geplaagd werd door enig internationaal cultureel besef en laat staan kennis van wereldgodsdiensten, vonden het prachtig, en het was duidelijk dat ook de Indonesische bemanning er ook lol in had.

De Filippijnen deden het zo mogelijk nog beter. Filippijnen zijn katholiek, en uit hun uitbundige kerstgezangen bleek dat zij voornamelijk de vrolijke kant van de religie wilden benadrukken, vergelijkbaar met het carnaval in Rio. Ook dit optreden werd met instemming en applaus beloond. Nu was onze ploeg aan de beurt. Als eerst de Engelstaligen. In zekere zin speelden zij een thuiswedstrijd aangezien de meeste van de liedjes en Christmas carols algemeen bekend waren en zij konden steunen op de aanwezige professionele stemmen. Ook zij ontvingen een hartelijk applaus en bij wijze van apotheose traden nu de Nederlandse officieren naar voren.

Het woord “anticlimax” zou te zwak zijn om het optreden te beschrijven. Het zat ergens tussen “zwaar teleurstellend” en “afgang” in. De waarheid gebied mij echter te vermelden dat wij eigenlijk al met 3-0 achterstonden voor het begin van de wedstrijd. Ten eerste ligt de Nederlandse taal, voor diegene die hem niet machtig is, niet echt prettig in het gehoor. Bepaalde Nederlandse klanken worden in andere talen vaak geassocieerd met kokhalzen en ademnood. Verder is het ook zo dat de Calvinistische levensvisie, onze natie niet bepaald gezegend heeft met een repertoire van uitbundige kerstliederen. “De herdertjes lagen bij nahahachte” was ons meest vrolijke deuntje en zeker in onze uitvoering, geen plezier om naar te luisteren.

Onze grootste handicap echter was het feit dat de cruise director besloten had om ons met een brandende kaars in de hand te laten staan. Deze sfeerverhogende maatregel had tot gevolg dat, tegen de tijd dat het onze beurt was, de kaars half was opgebrand en het kaarsvet van onze handen afdroop. Voor de WTK’s was dit leed nog wel te overzien, maar de vertegenwoordigers van diensten die minder afhankelijk waren van manuele arbeid kregen een zeldzaam gepijnigde uitdrukking over zich. Judith keek alsof zij nodig moest plassen. Uiteraard vond het een en ander natuurlijk zijn weerslag op de algemene mimiek en vocale presentatie. Gelukkig werd “Jingle Bells”, de uitsmijter, door het gehele koor gezongen, en mede daardoor eindigde deze eerste voorstelling letterlijk nog enigszins met een vrolijke noot.

Het entertainment voor de eerste zitting passagiers werd vervolgens hervat met een buikspreker en ons gezelschap trok zich voor een welverdiende pauze terug in de bibliotheek. Daar aangekomen, ontdekten wij tot onze vreugde dat er als dank een koud buffet klaarstond, rijkelijk voorzien van zwak en sterk alcoholische dranken, waarvan in korte tijd door de aanwezigen een aanmerkelijke hoeveelheid geconsumeerd werd.

Gaandeweg raakte zo de stemming enigszins losser. Het probleem van de druipende kaarsen werd door de machinedienst verholpen door kleine lekbakjes van zilverpapier te produceren uit het aanwezige decoratie materiaal en toen het tijd was voor de tweede show, betraden wij de Queens Lounge gehuld in een wolk van lichte beneveling en euforie.

Aan de beurt gekomen, kwam in plaats van een aarzelend ingezet “Adagio-Lento” bij de nachtelijke herdertjes, er nu een sportief en fors “Allegro-Vivace” tevoorschijn, voornamelijk veroorzaakt door een combinatie van adrenaline en alcoholica. Dit lied werd gevolgd door de altijd populaire hymne “Hark, hear the guardian angels sing” waarbij zelfs Dirk Smeenk inderdaad soleerde als een engel. Tijdens het Jingle Bells gingen alle remmen los en werd er vrolijk met de vingers geknipt en met de voeten getapped. Voor eventuele toeschouwers van zowel de eerste als de tweede show moet de metamorfose ongelofelijk zijn geweest. Het applaus was oorverdovend, Dutch courage in de praktijk.

Onschuldig bikini vermaak op Bounty strand in de Caribean, zou eindigen

Inmiddels was het duidelijk geworden dat er grote veranderingen op handen waren. Het magische woord Alaska was gevallen en dit had voor de meesten van ons nogal negatieve conotaties. Nog buiten het feit dat de Prinsendam er was gezonken, wekte het niet bepaald associaties op met Bounty stranden, Marguarita’s en ongedwongen zonnig vermaak in bikini. Meer met dik ingepakte middelbare echtparen, warme chocola en grizzly beren.


Hetkoude Alaska, the final frontier. Vlnr Yuk on Ho 3e WTK, Gerard Mensing 4e WTK, Peter Koeken Stagaire WTK, Leo Lui Stagaire WTK, Dirk Smeenk 4e WTK, Wietze Gjaltema stagaire WTK

De Holland Amerika Lijn had samen met een bedrijf genaamd Westours, het plan opgevat om gecombineerde bus tours en cruises aan te bieden in Alaska, iets wat toe nu nog niemand gedaan had.

Wat ook al geruime tijd niemand gedaan had, was de verwarming aangezet op de Statendam. De laatste jaren had de Statendam zich uitsluitend in subtropische omstandigheden bevonden, maar met Alaska in het verschiet wist je maar nooit. Momenteel konden we met veel kunst en vliegwerk de hutten nog van airconditioning voorzien maar om ze ook nog te gaan verwarmen zou echt teveel gevraagd zijn van de oude dame. Dit laatste werkte echter bij het dynamische duo Boon en Bloks, als HWTK en oudste tweede, als een rode lap op een stier en dus werd besloten de verwarming eens te gaan proberen.

Zo gezegd, zo gedaan, oude instructieboeken en leidingschema’s werden afgestoft en geraadpleegd en de dagdienst, waarin ik ook deel van uit maakte, kreeg de opdracht het geheel gangbaar te maken en bij te zetten.Al snel werd duidelijk dat dit een levenswerk zou worden.

Afsluiters die al enige jaren dichtstonden, vonden het gemakkelijker om af te breken dan om mee te werken. Leidingen die plotseling onder druk werden gezet, vertoonden meer gaten dan een Zwitserse kaas. De mooiste knal kwam van de hoofd warmtewisselaar in de stabilizer room. Toen die onder druk werd gezet, spoot het water er aan alle kanten uit. Tegen zoveel tegenslag was zelfs het gecombineerd grenzeloos optimisme van Boon en Bloks niet bestand.Niet alleen was dit het einde van de pogingen om de verwarming op te starten, het was tevens het begin van de nieuwe mantra voor de komende maanden “Zet maar op de doklijst”.

Ter verdere voorbereiding van deze dokbeurt, die nog enkele maanden in het verschiet lag, kreeg 4e WTK Hennie van Wijk de opdracht om zich onder de plaat in de machinekamer te begeven. Gewapend met een klein hamertje was zijn opdracht om op leidingen te kloppen en zodoende zwakke gedeeltes te lokaliseren en te markeren. Deze dienden dan vervangen te worden in droogdok. Hij had gelijk beet.

Toevallig stond ik in de machinekamer toen hij met zijn werkzaamheden begon. Het klonk zoiets als “klop, klop, klonk, crash….” gevolgd door het geruis van water en een dunne gil; Hennie was door de condensaatleiding heengegaan van de bakboord hoofdcondensor. Enige haast was nu toch wel geboden, want ten eerste dreigde het gat groter te worden met alle interessante gevolgen van dien, maar ten tweede konden we de leiding niet dichtzetten, zonder dat dit ingrijpende gevolgen voor de voortstuwing zou hebben en dus ons cruise schema.

Na enig top overleg werd besloten tot een, in mijn ogen, nogal exotische en inventieve oplossing. Deze bestond uit het invorderen van een grote lap varkensspek uit de koelcel en die stevig om de pijp te binden, over het gat. De theorie was dat het spek zou opwellen en zich zou uitzetten in het gat en het op die manier afsluiten. Tegelijkertijd zou door de timmerlieden een kist getimmerd worden om de pijp, die daarna volgegoten werd met cement.

Aangezien het een en ander een nogal urgent en arbeidsintensief klusje beloofde te worden, werd ik, samen met een ploeg van de voorman gecharterd om Hennie te helpen. Nu kwam er echter een onverwachte aap uit de mouw. Op één na, bleken alle Indonesiërs in de ploeg moslim te zijn, en konden niet meewerken aan het verwerken van de lap varkensspek om de pijp.Uiteindelijk moesten we de klus dus met zijn drieën klaren en nu bleek gelukkig dat de theorie wonderwel overeenstemde met de praktijk. Het lek was gedicht en met de cementkist er omheen zag deze bijzondere herstelling er bijzonder solide uit.

De volgende dag ging Hennie weer aan de gang met zijn hamertje, en de gevolgen waren voorspelbaar. In de dagen daarop verschenen er op wonderbaarlijke wijze grote en kleine cementkistjes om leidingen onder de plaat, totdat Bertus Boon het hamertje van Hennie in beslag nam. Het cement dreigde op te raken.