Friday, March 23, 2007

Deel 3

deel 3

“Je kan het zien aan de handen en de nek”, zei Paul, “kijk daar maar”. Mijn blik richtte zich op een paar dames in avondjurk die de Main Lounge binnen kwamen lopen en de kapitein de hand schudden. Ondanks dat hun gezichten er gladjes uitzagen was er iets vreemds aan hun verschijning. Dit was The Captains Cocktail Party.

Het was zondagavond, de avond van mijn eerste hele dag op zee. Die zondag had ik, na het verdrijven van de kater van de vorige avond, mij onledig gehouden met een aantal essentiële bezigheden. Deze bestonden voornamelijk uit het meedoen aan het ping pong toernooi (de cruise staff vroeg me of ik zo vriendelijk wilde zijn om de passagiers te laten winnen), het kennismaken met de Ocean Trading winkelmeisjes in hun natuurlijke habitat en het werken aan mijn huidskleur.

De officierenbar opende haar gastvrije deuren weer tussen 5 en 7 ’s avonds en daar trof ik mijn Svengali, Paul van der Meer weer aan. De grijns op zijn gezicht verraadde dat zijn belevenissen van de vorige avond aanmerkelijk meer romantisch rendement hadden opgeleverd dan de mijne.

“We gaan naar The Captains Cocktail Party”, kondigde hij aan. De vragende uitdrukking op mijn gezicht ziende, vervolgde hij, “Daar worden elke cruise de belangrijkste officieren en staf voorgesteld aan de passagiers. Je moet wel in formal uniform”.

“Heb ik nog niet”.

“Dan moet je het even van Frank lenen”.

Frank liep wacht, dus belde ik hem op in de machinekamer. “Frank mag ik je formal even lenen vanavond?”. Aarzeling aan de andere kant van de lijn en diepe zucht.

“Is goed, maar kijk uit met roetblazen”.

“Ja Frank”.

Het formal uniform van Frank zat mij zo mogelijk nog ruimer dan zijn tutups en was gemaakt van een soort stof die je nu waarschijnlijk alleen nog maar mag afvoeren in een chemokar. Een paar jaar later, toen ik als 4e wtk aan boord van de Rotterdam voer en natuurlijk een wat beter passend formal had, besloten de maten bij thuiskomst om de trouwerij van een collega van ons, Barry, in het Twentse plaatsje Uchelen, op te luisteren door allemaal in formal te verschijnen.

Zo gezegd zo gedaan en tijdens de receptie zagen we er allemaal geweldig uit. Ik was er zeker van dat wij diepe indruk maakten op de lokale Uchelenaren, tot op zeker moment een lief oud dametje naar mij toekwam. “ Ik ben de tante van Barry”, zei ze,” en wie zijn jullie eigenlijk?” . “Wij zijn collega’s van Barry mevrouw”, antwoordde ik belangrijk. “Oh wat leuk”, zei ze, terwijl ze ons allemaal bewonderend opnam,”ik wist niet dat Barry ook in een muziekkorps speelde”.

Zoals gezegd was het doel van The Captains Cocktail Party het voorstellen van alle, voor de passagiers belangrijke, officieren en medewerkers aan boord. Paul en ik nestelden ons in “de witte muur”, zoals de verzameling van officieren werd genoemd die gebroederlijk samenklonterden bij de bar van de main lounge, en bestelden een drankje.

Het “formal dress” voorschrift gold uiteraard ook voor de passagiers. Ik moest echter constateren dat ertussen het oude Europa en haar kolonie er af en toe toch enig verschil van inzicht bestond hieromtrent, met name in kleurstelling.

De meeste dames daarentegen, zagen er stralend uit in hun avondjurken. “Aan de handen en de nek kan je meestal zien dat het de jongsten niet meer zijn”, merkte Paul deskundig op, waarschijnlijk om mij te behoeden voor een eventuele faux pas.

Als doorsnee Amsterdamse jongere, was er niemand in mijn directe kennissenkring die rijk of ijdel genoeg was om zijn of haar face of andere onderdelen van het lichaam te laten liften. Nu echter, werd ik plotseling geconfronteerd met verscheidene dames aan wie Vader Tijd op merkwaardige wijze had geknabbeld en meestal een nogal strakke en licht verbaasde gezichtsuitdrukking hadden.

Kapitein Dammers had intussen enkele honderden handen geschud bij de ingang van de lounge en begaf zich nu naar het podium waar zich, op enkele uitzonderingen na, een verzameling, voornamelijk oudere buikige heren had opgesteld.

Als een geroutineerd showman begon hij aan het voorstellen van de aanwezigen op het podium, waarbij iedere introductie werd gevolgd door een beleefd applausje, op één na, die van Peter Ekstrom.

Peter was de scheepsarts en een Zweed. Hij was een lange blondgelokte filmsterrenverschijning met brede schouders (later, bij het zien van Peter in zwembroek kwam ik erachter dat zich die hoofdzakelijk in zijn uniform bevonden) en een innemende glimlach. Nadat de kapitein Peter had voorgesteld, brak er onder de vrouwelijke aanwezigen een lichte onrust los die zich voornamelijk manifesteerde in gejoel, gefluit en de belofte zeer spoedig ziek te zullen worden.

Peter nam het geheel op met een zekere geoefende bescheidenheid, en ook Dammers liet blijken dat dit voor hem niet geheel onverwacht kwam.

Toen ik later Peter beter leerde kennen kwam ik er achter dat hij in Zweden zijn studie had betaald door te werken als vrachtwagenchauffeur. Over zijn werk aan boord merkte hij eens op “Ach laten we eerlijk zijn, je wordt geen dokter aan boord van een cruiseschip om een nieuw medicijn tegen kanker te ontdekken”, en ik geloof ook inderdaad dat de zwaarste medische ingreep die Peter ooit aan boord heeft verricht, het openen van een buisje aspirine is geweest. Desalniettemin was het een fijne collega, die later ook is getrouwd met een charmant winkelmeisje van Ocean Trading, de maatschappij die de shops aan boord beheerde. Het grappige aan Peter was dat zijn enigszins hoge stem met Zweeds accent, niet overeen leek te komen met zijn fysieke verschijning maar zover ik weet is hij daar nooit overmatig gebukt onder gegaan.

Na de cocktailparty begon Paul zich verder te wijden aan zijn Sandy project en ik vond het zo langzamerhand tijd geworden om over de dag van morgen na te gaan denken. De afgelopen dagen had ik bij ons boven in de gang al enkele van mijn werktuigkundige collega’s waargenomen in met zweet doordrenkte, besmeurde overalls en inmiddels hadden mij ook geruchten bereikt omtrent de Spartaanse toestanden en temperaturen in de ingewanden van het schip; het bleek allemaal nog erger te zijn…….

Die maandagmorgen om 08.00 verzamelden de drie nieuwe leerling werktuigkundigen in spierwitte overalls zich om moederkloek Aernoutse heen in het halletje buiten het kantoor HWTK op het brugdek. Het eerste wat opviel was dat Piet ons niet via de lift meenam naar de machinekamer, maar via de machinekamerschacht. De ingang hiervan was een deur tegenover mijn hut op het brugdek en kwam uiteindelijk uit, via allerlei trappetjes waarvan de leuningen steeds heter werden, op het machinekamerbordes tussen de hoofdturbines. Ik was even bang dat we deze martelgang elke dag moesten maken, maar gelukkig bleek dit Piet zijn sadistische idee van een vuurdoop te zijn.

De schok had niet groter kunnen zijn. Van een airconditioned paradijs kwamen we terecht in een scène uit Dante’s Inferno. Veel later, toen ik het boek van John Maxtone Graham las, ”The only way to cross”, moest ik hieraan terugdenken toen hij de toestand in de machinekamers beschreef van de grote luxury liners aan het begin van de vorige eeuw. “It is nor surprising that these hideous conditions nurtured a breed of ruthless men”.

Natuurlijk viel het wat dit betreft op de Statendam wel mee, maar ik heb sindsdien toch een wat andere definitie van de begrippen “warm” en “heet”.

Samen met mijn medeleerling Wietze Gjaltema kreeg ik de opdracht om de terugslagklep van de tunnellenspomp te verwijderen. Zoals alles op de Statendam, bleek dit onderdeel bijzonder moeilijk te bereiken, verrot of een combinatie van deze twee. Mijn enthousiasme werd ook enigszins getemperd doordat Wietze uitschoot met een koevoet die op mijn hoofd belandde hetgeen leidde tot een tijdelijke verwijdering tussen ons twee, die nooit helemaal meer is goed gekomen.

Ik geloof niet dat de Holland Amerika Lijn die morgen enige waar voor haar geld gehad heeft wat mij betrof en we waren dan ook blij toen Piet ons om even voor tienen ophaalde om pikheet in de officierenbar te houden. Hier troffen we de rest van de WTK’s die dagdienst liepen en de dagwacht, die overwerk maakte.

Verbazingwekkend genoeg schijnt de term “pikheet” niet uit de erotische filmindustrie, maar uit de zeilvaart te komen en betekende dat de pek tussen planken aan dek nog heet was en er dus geen dekken geschrobd konden worden, vandaar dat er even pauze genomen werd.

Hoe dan ook, pikheet om 10.00 ’s morgens bleek het uitgelezen tijdstip voor de mannen om de gebeurtenissen van de vorige avond en nacht nog eens aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Wie ooit beweert dat vrouwen roddelen, heeft nog nooit pikheet in de officierenbar van de Statendam meegemaakt.

“Ben jij al lid van de bond knul?”. De spreker was een vaderlijke figuur met een bos wild zwart haar genaamd Joop Wolvekamp, chef elektricien. “Nee ik geloof het niet”, bekende ik. “Wel, dat maken we zo direct wel even in orde”, was het antwoord. “

Ik ben daarna altijd trouw lid van de bond gebleven, zelfs nadat ik gestopt was met varen, omdat de contributie die ik elk jaar betaalde gebaseerd was op het stagiaire tarief, terwijl ik natuurlijk wel principieel het bedrag van de normale contributie van de belasting aftrok. Toen men dat uiteindelijk ook op het kantoor van de bond doorkreeg, heb ik onder dankzegging mijn lidmaatschap opgezegd.

Solidariteit is leuk, maar er zijn grenzen………

No comments: