Friday, March 23, 2007

Deel 9

(deel 9)

Het moest er van komen. All things must pass. Het Bermuda Cruise seizoen liep ten einde.

Maandenlang hadden wij als een soort luxe veerboot tussen New York en Hamilton, Bermuda heen en weer gevaren. Wij kwamen nu al zo lang op Bermuda dat we ons zelfs en de plaatselijke politiek gingen bemoeien, so it was time for a change.

Voordat we echter New York voor geruime tijd de rug zouden toekeren, waren er echter wel nog een paar zaken die ik daar wilde regelen en een daarvan was een nieuwe gitaar.

Dit verlangen had zich in de loop van de afgelopen maanden stevig tussen mijn oren genesteld en werd gevoed door diverse bezoeken aan Manny’s Music Store aan de 48ste straat.

Er was slechts een klein maar significant detail, dat de realisatie van mijn lang gekoesterde droomwens in de weg stond; ik had geen cent te makke.

Mijn wankele financiële situatie werd voornamelijk veroorzaakt door een slecht monetair beleid mijnerzijds in combinatie met de schamele beloning die nu eenmaal aan stagiaires werd verstrekt. Aan boord viel het wel mee. Daar zorgden “de maten” er wel voor dat de barrekeningen van stagiaires niet te hoog opliepen, maar aan wal in een land waar voor mijn gevoel een dollar gelijk stond aan een gulden, was dat natuurlijk een ander verhaal.

Bijna was ik geneigd het moede hoofd in de schoot te leggen en mijn droom als vervlogen te beschouwen, totdat de redding zich aandiende in de vorm van Thomas Dahm.

Tom was Amerikaan, van mijn leeftijd, speelde gitaar en hield van dezelfde soort muziek. Ook hij maakte zijn eerste reis en de wereld was zijn oester.

Tom was een van de meest onwaarschijnlijke en kleurrijke hotel officieren die er aan boord rondliepen. Niet alleen was hij de enige Amerikaan in de hoteldienst, hij was ook de meest kosmopolitische van het stel.

Zijn ouders waren Duitsers die, nadat hun vaderland in 1945 de tweede prijs had behaald, het verstandiger vonden het eens in Zuid Amerika te gaan proberen, alwaar zijn vader een bedrijf opzette in Carácas, Venezuela. Tom zelf had gestudeerd aan de Cornell University in New York, en de hotelschool in Laussanne, Zwitserland. Dientengevolge sprak hij vloeiend Duits, Spaans, Engels en Frans. Deze kwalificaties hadden hem natuurlijk moeiteloos een baan als hotelofficier bezorgd, maar eenmaal aan boord keken de “mannenbroeders” van deze dienst toch enigszins vreemd tegen hem aan, onder meer door de lengte van zijn haar en zijn gewoonte zich in vrolijke Hawaï shirts de wal op te begeven.

Het lag dus in de lijn der verwachtingen dat hij ook Zombie en mij als zielebroeders beschouwde. Nu wilde het toeval dat Tom als AFOM (Assistant Front Office Manager) ook crewpurser was en belast met het uitkeren van voorschotten aan boord.

Op een mooie dag, een week voordat wij voor de laatste maal New York zouden aandoen zaten wij in de officierenbar te filosoferen over enkele zaken die ons beider belangstelling hadden; vrouwen en gitaren. Sinds ik aan boord verkering had gekregen met Judith, Toms' vrouwelijke collega, was mijn situatie overgegaan van flexibel naar serieel monogaam dus we kwamen al snel op het onderwerp gitaren terecht.

Het bleek dat Tom en ik de voorkeur voor hetzelfde instrument hadden, een akoestisch elektrische Ovation 12 string Sunburst.

“Ik heb hem zien staan in Manny’s in de aanbieding voor 600 dollar”, merkte Tom op. “Dat zijn voor mij ongeveer drie maandsalarissen” antwoordde ik treurig. “Wait a minute, ben jij geen assistent WTK dan”, vroeg Tom verbaasd. Hij was er altijd van uitgegaan dat ik assistent WTK was omdat de firma Cohen mijn uniformen abusievelijk van assistent strepen had voorzien, misleid als zij waren door mijn ruig nautisch voorkomen.

“Nee man, ik ben leerling”, verzuchtte ik. “Dat is vreemd, niemand heeft mij dat verteld”, merkte hij droogjes op, “dus officieel weet ik van niets” . “ Morgen is Pay Day, wou je wat opnemen?” “Ach, ik dacht aan zo’n 600 dollar”, reageerde ik terloops. “Klinkt niet onredelijk”, antwoordde Tom met een stalen gezicht, “kom morgenmiddag maar langs” . “ Laat mij even weten wanneer je naar Manny’s gaat, ik denk dat ik er zelf ook maar een koop”.

De twee Ovations 12 string Sunburst in de OB van de Statendam, tijdens een concert van Messrs Dahm and Lui.


Zombie en ik planden onze afscheidstournee in Hamilton, Bermuda. Een glorieuze avond stappen. Aangezien we allebei dagdienst liepen (voor mij van 08.00 ’s morgens tot 15.00 ’s middags, en voor Zombie tot 17.00 uur ‘s middags) moest dat in beginsel geen probleem zijn, ware het niet dat Hans Bloks, oudste tweede en ook chef dagdienst, soms wel eens ter elfder ure met nare dingen zoals OVERWERK aankwam. “We gaan om 5 uur als een speer de wal op”, verkondigde Zombie, toen ik hem vroeg wat het plan was. “We moeten alleen zorgen dat Bloks ons niet ziet”. Zoals gewoonlijk waren Zombies plannen simpel, rechtlijnig en eenvoudig uitvoerbaar.

De daad bij het woord voegend, zoefden om 17.01 twee schaduwen, schamel gekleed in afgeknipte spijkerbroek en Hawaï shirt, de gangway af bij het Lido dek, met in het kielzog een geur van hete machinekamer en aftershave.

Bloks was gewend om 5 uur ‘s middags, als de dagdienst op het bankje buiten de officierenbar een biertje zat te drinken, uit de machinekamer naar boven te rijzen om zijn impopulaire mededelingen te doen. Dit keer echter zocht hij tevergeefs naar zijn twee meest gekoesterde medewerkers.

De Spartaanse omstandigheden in de machinekamer waren soms overweldigend.

Wij besloten de avond te starten in The Rum Runners, onze stamkroeg op de kaai, recht tegenover de Statendam. Genietend van een beschaafd glaasje tequila keek ik vanaf het balkon op de eerste verdieping, naar de Statendam, tevreden rokend (het schip welteverstaan), in serene rust. Plotseling verscheen er een bekend silhouet in strakzittende spierwitte overall beneden op straat. Alleen Bloks slaagde er in op miraculeuze wijze er een spierwitte overall op na te houden, waarschijnlijk een erfenis van zijn opleiding op de Rotterdam. “Verrek, Bloks komt hierheen”, schreeuwde ik naar Zombie, toen ik de gestalte met snelle doelgerichte schreden de weg over zag steken. “Dat kan maar een ding betekenen....Overwerk”. Inmiddels had Bloks het pand betreden, dus we zaten als ratten in de val. “Snel onder tafel”, beval Zombie, wiens instinct voor zelfbehoud nu op volle toeren werkte. Bloks kwam de trap op. Het feit dat hij uit het felle zonlicht in een donker hol terechtkwam, werkte marginaal in ons voordeel.

De oudste tweede wond er geen doekjes om. “Hé Chef, hef joe sien toe ensjeneers?”, informeerde hij bij de zwarte barman die glazen stond te spoelen. Of het nu kwam als reactie op Bloks’ overrompelende interview techniek met licht Zeeuwse tongval, of omdat de barman werkelijk geen ‘toe ensjeneers’ herkende in de transpirerende vormen onder het tafeltje zal ik nooit weten. Hij keek Bloks aan met onschuldige ogen en zei met vriendelijk lachende blinkend witte tanden: “ No suh”.

De Goden zijn met ons, althans zo interpreteerden wij deze gebeurtenis en om dit te vieren zetten wij onze tocht voort met het enthousiasme en “Lebensdrang” van mensen die net ternauwernood aan een groot onheil zijn ontsnapt.

Van de Rum Runners naar The Robin Hood, en daarna naar The Horse and Buggy. Hier speelde John, Sanitation Officer van de Statendam, in zijn vrije tijd contrabas bij het Country and Western bandje. Het was altijd een genot om John, op zijn terugtocht van de kroeg, in kennelijke staat met zijn bas ‘s nachts door de straten van Hamilton te zien zeulen en dan de gangway op.

Als pièce de résistance zetten wij koers naar Disco 40. Gelegen schuin tegenover de Statendam, was dit de meest populaire discotheek van Hamilton, vaak gefrequenteerd door vrouwelijke passagiers en bemanningsleden van een Italiaans cruiseschip dat ook meestal samen met ons in Hamilton lag.

Bij de deur stond een hele grote zwarte portier. Hij bekeek Zombie en mij met een vorsende blik en zei, “Sorry suh’s, but I cannot let you in, dressed like that“. “Watte? ”, informeerde Zombie met lodderige blik. De man herhaalde zijn mantra. Op dat moment kwamen er net twee Italiaanse officieren aan, gekleed in smetteloos witte uniformen en werden door de portier binnengelaten. “Operette officieren” siste Zombie. Broeërig keek hij de zwarte body builder aan en zei: ” Doe joe no hoe wie ar? Wie ar ocifers vrom de Stettedem.....”. Onaangedaan nam de zwarte reus deze mededeling voor kennisgeving aan maar het zag er niet naar uit dat Zombies redevoering de gewenste indruk had gemaakt. Nu keerde Zombie zich naar mij. “Zjulle wennum grijpuh Leo? ”.

Er wordt wel eens gezegd dat het drinken van grote hoeveelheden Tequila kan leiden tot waanvoorstellingen en zinsbegoochelingen maar het was zelfs voor mij duidelijk geworden dat Zombie aan het hallucineren was geslagen. “Latuhwe da maar niet doen”, fluisterde ik zalvend tegen Zombie, “ik heppun beter idee”.

Zowel Zombie als ik hadden een splinternieuw blauw uniform in de kast hangen, dat we allebei nog nooit hadden gedragen omdat we tot nu toe altijd “in het wit” waren geweest. “We gaan snel effe terug aan boord en trekken ons blauwe uniform aan, dat zallum lere”. Gelukkig zag Zombie dit ook helemaal zitten. Enigszins opgelucht dat ik niet was ingegaan op zijn eerdere vermetele voorstel mompelde hij terug op weg naar het schip. “Goed dat je me hep tegengehouwe. Ik hep nog nooit vamme leven gevochte”. Schielijk wierp ik een blik opzij. Ik was niet verbaasd, Zombie was geen Rambo.

Na een klein halfuurtje stonden we weer oog in oog met onze zwarte Nemesis, maar dit keer werden we zonder problemen binnengelaten. Der Hauptmann von Köpenick in de praktijk. Vol met mannelijke broederschap en alcohol zwaaiden wij die nacht weer terug aan boord en namen een overmoedige beslissing geïnspireerd door José Cuervo; we gingen nog even een afzakkertje halen in de OB.

HWTK Bertus Boon was op dit uur van de nacht zelf ook in vrolijke stemming, maar dat veranderde snel toen hij zijn twee verloren schapen in blauw uniform de OB binnen zag zwalken. “Wat krijgen we nou chef? Zijn jullie helemaal van de ratten besnuffeld. Opsodemieteren en morgenochtend bij mij in de hut.”

Kennelijk zag Boon er de lol er niet zo van in en dat werd ons de volgende morgen pijnlijk duidelijk gemaakt toen de verloren zonen bij hem op het matje stonden. Toch kreeg ik de indruk dat we bij hem wel een potje konden breken. In zijn nuchtere perioden was Zombie namelijk een bijzonder intelligente WTK, en ook Boon gaf toe dat hij wel eens slechtere leerlingen dan mij had meegemaakt.

Zombie en de auteur in Tenue de Ville voor een walexpeditie

Ontegenzeggelijk zorgden we voor enig leven in de brouwerij. (waarbij het woord “brouwerij” zowel in de letterlijke als in overdrachtelijke zin opgevat kon worden).

Het was mij al vroeg duidelijk geworden dat er qua opleiding en feestneuzerij de WTK’s uit een een gemêleerd gezelschap bestonden. Oorspronkelijk was er een systeem van diploma’s en vaartijd, van VD tot en met het diploma C2. In beginsel kon iemand met ambachtschool het Voorlopig Diploma (VD) behalen en daarmee als WTK aan de slag gaan, uiteraard met enige beperkingen. Bij de HAL kon je met VD niet hoger komen dan 4e WTK. Er voeren ook inderdaad een paar deze vierdes op de Statendam, die zelfs ouder waren dan de meeste tweedes, en die door hun maten achter hun rug meestal liefkozend “Vierde ZV” (Zonder Vooruitzichten) werden genoemd.

Een van de meest markante van dit stel was Bakema. Hij heette eigenlijk Lenze Vondeling, maar niet veel mensen wisten dat. Het is zelfs een keer voorgekomen dat een nietsvermoedende tweede WTK hem abusievelijk een keer als Bakema op de wachtlijst zette, en hem als Lenze Vondeling op diezelfde lijst plaatste, in een andere wacht.

Bakema was altijd vrolijk en bezat een grenzeloos optimisme. Hij had een aantal malen geprobeerd het A diploma te halen, maar om diverse redenen was dat niet gelukt. Hij bezorgde wel altijd de examinatoren in Rijswijk een paar vrolijke uurtjes tijdens het mondeling. Eenmaal moest hij tijdens het examen ketels het antwoord schuldig blijven op de vraag “Wat neemt u mee de ketel in als u op inspectie gaat?”. “Een hamer, meneer Vondeling “, had de examinator korzelig gezegd. ”U neemt een hamer mee de ketel in, om klopsignalen te geven. Hoe wilt u anders de aandacht trekken als het mangat plotseling dichtvalt?” . “In dat geval ga ik gekke bekken trekken voor het peilglas”, was het resolute antwoord van Bakema. Algemene hilariteit bij de examinatoren.

Bakema was weer gezakt. (Later heeft Bakema inderdaad het felbegeerde A diploma gehaald en werd gelijk in rap tempo doorgepromoveerd naar tweede WTK).

Sinds 1973 was er ook een nieuw soort opleiding ingevoerd, de HBO Hogere Zeevaartschool. Dit betekende dat mensen met een HAVO, of Atheneum diploma rechtstreeks konden doorstromen en er een 4 jarige HBO opleiding werd ingevoerd, waar theoretisch gesproken je slaagde met een C2 diploma op zak. Dat kreeg je natuurlijk niet meteen, je begon bij A maar verder hoefde je alleen maar je vaartijd te halen om de diploma’s door de brievenbus te laten glijden.

Zelf was ik ooit in de eerste klas van de HBS blijven zitten met een -1 voor wiskunde en daarna opgeslokt door de mammoetwet en maakte deel uit van de eerste lichting HAVO leerlingen.

Het behoeft geen betoog dat door dit nieuwe regime, misschien cognitief gesproken de uitstoot van de zeevaartschool een ander niveau had gekregen, maar dat zij, met enkele uitzonderingen daargelaten, toch collectief leden aan het “twee linkerhanden” syndroom.

Zeker schepen als de Statendam en de Rotterdam hadden meer baat bij WTK’s die zelf even een slijtbus voor een pompas op de draaibank konden fabriceren, dan de warmteval van de hoge en lage druk turbine konden bepalen in een HS diagram, tot twee decimalen achter de komma of de theorie van de adiabatische expansie konden bewijzen.

Het was ook een feit dat de meest “karaktervolle” WTK’s, degenen van de oude stempel waren en er deden dan ook veel mooie legendes en verhalen de ronde over deze gouden generatie. Een van de mooiste was het verhaal van de niet zo snuggere 4e WTK die het schip in ging en daar een Amerikaanse schone ontmoette die hem vroeg “Good evening, are you an officer?”. Waarop de man enthousiast antwoordde. “Yes I am an engineer and I have VD”.

1 comment:

Paul said...

Hey lorrebaal... ik will de helft van he profijt hebben (en m'n radio terug) heh, heh, - did is Paul - stuur eens 'n berichtje --- Dutchessc22@netscape.net